De vrouwenopvang in heel Nederland kampt al jaren met een tekort aan veilige opvangplaatsen voor acute crisissituaties. Bij Neos zien we ook dat onze 14 bedden voor slachtoffers van huiselijk geweld permanent bezet zijn en onze 2 noodbedden vrijwel altijd. Soms is zelfs opschaling naar 3 of 4 noodbedden noodzakelijk. Met collega-opvanginstellingen is het vaak een hele zoektocht om over en weer vrouwen in acute onveilige situaties door te plaatsen.
Om meer lucht te krijgen zijn we in 2022 ervaring gaan opdoen met intensieve ambulante hulpverlening als alternatief voor 24-uursopvang. Teamleider Vrouwenopvang en Gezinnen Yvonne van der Ven: “Dat past in de visie van Neos om mensen zoveel mogelijk te begeleiden in een normale woon- en leefomgeving. We hebben tijdelijk drie woningen kunnen huren als trainingshuis waar we vrouwen direct hebben geplaatst die anders naar de opvang waren gekomen. Het gaat om vrouwen bij wie we de veiligheid via begeleiding, afspraken en maatregelen voldoende kunnen waarborgen. Ze zijn ook zelfredzaam genoeg om met intensieve ondersteuning zelfstandig te kunnen wonen. Er is een trajectbegeleider betrokken, een wooncoach en als er kinderen zijn, ook een kind- en gezinscoach.” Omdat het gaat om slachtoffers van huiselijk geweld, is veiligheid een essentieel aandachtspunt. Daarin is de samenwerking met partners heel belangrijk, ook al voorafgaand aan trajecten. Yvonne: “Onze Bureaudienst Huiselijk Geweld die bij aanmelding de risicotaxaties doet, heeft de juiste informatie nodig om te kunnen inschatten of iemand ambulant geplaatst kan worden en welke maatregelen eventueel nodig zijn.” Ook de vrouwen zelf dragen een grote verantwoordelijkheid: zijn ze in staat om hun veiligheid te waarborgen, zoeken ze op tijd hulp als het mis dreigt te gaan en kunnen ze genoeg afstand bewaren tot risicosituaties? Dat zijn relevante vragen bij plaatsing. Yvonne: “Met iedere vrouw en ook met de kinderen maken we een veiligheidsplan, zodat ze weten wat ze kunnen en moeten doen in situaties. We willen ook graag dat wijkagenten meedenken over de veiligheidsplannen. Daar willen we graag nog stappen in gaan zetten. We blijven de zaken op het vlak van veiligheid doorlopend aanscherpen.”
Participeren
Net als in de opvang worden vrouwen op hun ambulante woonplek begeleid om een zelfstandig leven op te bouwen. “Yvonne: “In de eerste fase ligt de focus noodgedwongen op het regelen van veel praktische zaken, zoals de verhuizing, contacten en afspraken met instanties, het verkrijgen van een uitkering, en soms is er ook veel regelwerk rond een scheiding. Sommige vrouwen hebben bijvoorbeeld geen eigen bankrekening of alleen gezamenlijke bezittingen. Als er kinderen in het spel zijn, hebben we uiteraard ook te maken met gedeeld ouderschap. We werken in de gehele vrouwenopvang systeemgericht: we willen dat de vrouw en haar partner, hoezeer ze onderling ook in conflict liggen, wel als ouders verantwoordelijk omgaan met hun kinderen.” De pilot wijst uit dat de eerste weken en maanden stressvol zijn voor de vrouwen, waardoor ze niet meteen toekomen aan een dagbesteding en deelname aan de samenleving. “Maar zodra ze daar ruimte voor hebben, zetten we wel in op participatie, want niemand wordt beter van alleen maar binnen zitten. We willen vereenzaming voorkomen. Veiligheid heeft prioriteit, maar alle leefgebieden moeten uiteindelijk in balans zijn voor een goede toekomst.”
Ervaringen
In de pilot konden twee van de drie vrouwen binnen de voorziene termijn van negen maanden doorstromen naar een DOOR!-woning. Dat is een constructie waarbij Neos een jaar lang een woning huurt en begeleiding biedt en de deelnemer na dat jaar de huur overneemt, terwijl de begeleiding wordt afgerond. Eén van hen kon door een eerdere inschrijving bij de woningbouw al heel snel overstappen, waardoor weer een andere vrouw ambulant kon worden geplaatst. Yvonne spreekt van een positieve pilot.
“We hebben hiermee op de eerste plaats de capaciteit van de vrouwenopvang vergroot. Een voordeel is ook dat kinderen van 18 jaar en ouder in uitzonderlijke gevallen in een trainingshuis bij hun moeder kunnen wonen. In de opvang kan dat niet. Het zorgt dus voor minder gezinsontwrichting. Vrouwen behouden op een ambulante woonplek bovendien hun autonomie. Ze geven ook aan het heel fijn te vinden om een eigen plekje te hebben. De opvang is toch een minder genormaliseerde leefomgeving. Je woont daar in een groep, waar je voorzieningen moet delen en meer rekening moet houden met anderen. De methodieken waar we in de vrouwenopvang mee werken, Krachtwerk, Veerkracht en een traumasensitieve houding en aanpak, passen ook goed in een ambulante omgeving. Daar kunnen vrouwen en kinderen goed oefenen met zelfstandigheid, zelfvertrouwen, weerbaarheid en alle mogelijkheden die ze zelf hebben en die er in de omgeving zijn.”
Yvonne spreekt van een positieve pilot. “We hebben hiermee op de eerste plaats de capaciteit van de vrouwenopvang vergroot. Een voordeel is ook dat kinderen van 18 jaar en ouder in uitzonderlijke gevallen in een trainingshuis bij hun moeder kunnen wonen. In de opvang kan dat niet. Het zorgt dus voor minder gezinsontwrichting. Vrouwen behouden op een ambulante woonplek bovendien hun autonomie. Ze geven ook aan het heel fijn te vinden om een eigen plekje te hebben. De opvang is toch een minder genormaliseerde leefomgeving. Je woont daar in een groep, waar je voorzieningen moet delen en meer rekening moet houden met anderen. De methodieken waar we in de vrouwenopvang mee werken, Krachtwerk, Veerkracht en een traumasensitieve houding en aanpak, passen ook goed in een ambulante omgeving. Daar kunnen vrouwen en kinderen goed oefenen met zelfstandigheid, zelfvertrouwen, weerbaarheid en alle mogelijkheden die ze zelf hebben en die er in de omgeving zijn.”
Toekomst
Yvonne ziet intensieve ambulante begeleiding voor slachtoffers van huiselijk geweld als een verrijking. “Als het aan ons ligt maken we er een regulier aanbod van. De grootste uitdaging zit in de beschikbaarheid van woningen. Het liefst zouden we woningen hebben waar we meteen de DOOR!-constructie kunnen toepassen. Dan kunnen vrouwen na een jaar intensieve begeleiding in hun eigen woonomgeving blijven.”